Sinds menschenheugnis heeft de kip het boerenerf bewoond. en zich de vriendschap van de boer ten volle waard getoond. Niet enkel wijl het op de deel verloren graantjes pikt, zoo ‘n beetje scharrelt op op het erf en gaarne wormen slikt. Niet wijl de haan met zijn gekraai hem ’s morgens tijdig wekt, of ’t lief gezicht als moeder hen haar kuikentjes bedekt, niet enkel om de romantiek, niet enkel om de sport, maar óók omdat er hierin een bestaan gevonden wordt. De kip behoort den kleinen boer als middel van bestaan ; wanneer men hem de kip ontneemt tast men zijn recchten aan. En als minister Mansholt nu de eierprijzen drukt, dan wordt het gehele kleinbedrijf uit zijn verband gerukt. Dan is de kippenhouderij, gezien het dure voer niet langer meer verantwoord en een strop voor elken boer. Dan gaan de lieve hennetjes den weg op naar de maag, tot schade van den kleinen boer en schande van . . . .den Haag !