Droef tafreel van sombre dagen zwarte luchten vol laweit, kletterende regenvlagen, windgewring en rustloosheid . Droef tafreel van donkre kleuren dorheid, kaalheid, bladgeval, klittig-kleverige wegen, slijmrig-lijmend, overal. Bont tafreel van verre schoonheid, in haar vaagheid nòg te zien en die murmelt: -Wien of wat ook Gaat het beter, zeg eens wien ? Bont tafreel van sloome menschen pessimisten in den dop, Die zich in hun jassenkragen Haast verhangen als in ’n strop.
En toch vraag ik: - heeft de zomer Dan geen donkre dagen, zeg ? En . . . . jaagt soms de gouden zon niet In den herfst de wolken weg ?