Ben ik die boer, die nauw ontkroop

de hel die Belsen heet,

omdat ik in mijn overmoed

soms dwaze dingen deed ?

of was het geen dwaasheid, kameraad

dat ik U opnam van de straat ?

                    Ben ik die boer ?

 

Met U heb ik mijn brood gedeeld,

Ik droeg met U Uw leed,

ik heb U in mijn huis verstopt

en met mijn kleed gekleed !

Gij vroeg mij nog: Zeg kameraad,

kent gij de straf, die hier op staat ?

                   Ben ik die boer ?

 

Mijn vrouw heeft al de angst verschreid

die ik zag op haar gezicht,

maar God ik kon niet anders doen,

ik wist mijn harde plicht.

De moffen schreeuwden in de straat

en tòch hielp ik U kameraad !

                   Ben ik die boer ?

 

Ben ik die boer ,of een van hen,

en ik vraag: “Kent gij me niet ?

Waarom wendt gij Uw hoofd dan af

en scheldt mij ,zwarte Piet  ? “

Mijn God, gij kent mij kameraad,

helpt gij mij nu niet van de straat ?

                    Ik ben die boer !

 

Nijmegen, 1946 ©     G.R.Kroes.